‘Je moet geen ratten in de dierenwinkel kopen, want dan hou je de broodfok in stand.’
Het is een argument dat je waarschijnlijk vaker hebt gehoord, maar wat betekent het eigenlijk precies? Wat is de broodfok en waarom wordt er zo fel tegen geageerd door voorvechters van dierenwelzijn? Een broodfokker is een fokker van huisdieren, die fokt met als primair doel geld te verdienen. Het welzijn van de dieren is daarbij ondergeschikt aan de economische belangen van het fokken.
De broodfok
Het woord zegt het al: broodfokkers verdienen hun brood met het fokken van gezelschapsdieren voor de consument. Ze zien hun fokdieren uitsluitend als middel om geld te verdienen. Een voor de hand liggende voorwaarde om maximale winst te behalen is de kostprijs zo laag mogelijk houden. En daar begint de ellende. Er wordt dus zo min mogelijk geïnvesteerd in voeding, huisvesting, hygiëne en sociale interactie met mensen. Een vrouwtjesrat wordt volledig uitgebuit en moet het ene nestje na het andere krijgen. Het is een uitputtend en stressvol bestaan voor haar. Ze zit in een kleine labbak, soms met andere vrouwtjes, hun rittens en een mannetje. De rittens worden vervolgens te jong en te klein bij haar weggehaald, zodat ze weer opnieuw kan werpen. De omstandigheden zijn schrijnend, zoals op de foto’s hieronder pijnlijk zichtbaar is.
Omdat de ratjes vaak op zaagsel zitten en voldoende reiniging en ventilatie ontbreekt, kampen ze soms op jonge leeftijd al met luchtwegproblemen. In het ergste geval blijven die chronisch of veroorzaken ze een vroegtijdig overlijden. Daarnaast zijn de kleintjes weinig tot niet in handen genomen, waardoor ze schuw en angstig kunnen zijn. Bij het kopen van vrouwelijke dieren is er bovendien een reële kans dat ze zwanger zijn als ze niet op tijd van de mannetjes gescheiden zijn. Te zwakke rittens, die overlijden voordat ze naar een dierenwinkel kunnen verhuizen, zijn een ingecalculeerd risico. Ook met een sterfgeval hier en daar is de winst nog aanzienlijk en voor de broodfokker dus geen reden om te stoppen met zijn praktijken. Hoe meer er gefokt wordt tegen zo laag mogelijk kosten, hoe beter.
Veel dierenspeciaalzaken – maar ook bouwmarkten en tuincentra – bestellen hun dieren bij zo’n broodfokker. Er zijn winkels die (zeggen) het anders (te) doen, maar ook al zou dat zo zijn, dan hebben we nog steeds te maken met de bezwaarlijke omstandigheden waarin de dieren in de winkel zelf gehouden worden. Een enkele uitzondering daargelaten worden ze veel te klein gehuisvest, zitten ze wederom op zaagsel, hooi of stro en hebben ze geen schuilmogelijkheden, waardoor de rittens alleen maar nog angstiger zullen worden voor al die gezichten en handen voor hun verblijf en op een hoopje in een hoek liggen.
Er zullen vast en zeker winkels zijn waar de dieren er iets netter verzorgd bij zitten, maar iets beter maakt het nog steeds niet goed. De achterliggende misère, die broodfok heet, blijft onveranderd doorgaan. Onthoud ook dat een dierenwinkelmedewerker erop getraind is om te verkopen. Hij zal je vertellen wat je wilt horen, ongeacht of het de waarheid is en ongeacht of het in het belang is van het dier. Zonder enige screening of de klant weet waar hij aan begint gaan de diertjes over de toonbank. Dit wekt impulsaankopen in de hand met alle nadelige gevolgen voor de ratjes van dien. De klant koopt één ratje, een Remykooi, een hamsterhuisje, een te klein loopwiel met spijlen en een pak zaagsel, simpelweg omdat hij (nog) niet beter weet. Het kan de winkel niks schelen. Geld verdienen (aan jou) is het doel!
‘Maar deze dierenwinkel verkoopt alleen rittens van een hobbyfokker.’
Een verantwoorde fokker zal altijd de door hem gefokte dieren willen opvolgen. Dat is de enige manier om in kaart te kunnen brengen hoe de dieren zich ontwikkelen qua gedrag en gezondheid, of er verbetering optreedt ten opzichte van eerdere generaties en of het dus gewenst is als deze foklijn wordt voortgezet. Dit is onmogelijk als de ratjes anoniem in dierenwinkels worden verkocht. Als het de fokker schijnbaar niet interesseert waar zijn ratten terecht komen, dan is het de vraag in hoeverre hij zorgvuldig en diervriendelijk bezig is.
‘Maar dit ratje zou anders als slangenvoer eindigen!’
Dat is goed mogelijk. Maar realiseer je dat een slang hoe dan ook moet eten. Het ratje, dat jij nu meeneemt, blijft dit lot inderdaad bespaard, maar in zijn plaats zal een ander ratje gevoerd worden. Wat maakt het ene ratje meer waard dan het andere? Het meenemen van een ratje, dat anders snel gedood zou worden, geeft je waarschijnlijk een goed en voldaan gevoel, maar maak je geen illusies: een ander ratje is wél gewoon de klos.
‘Maar dit ratje was ziek en ik kon hem echt niet achterlaten.’
Dit is een lastige situatie. Als je eenmaal een lijdend ratje in de oogjes hebt gekeken, is het haast ondoenlijk om hem daarna nog de rug toe te keren. Neem echter nooit in een opwelling een ratje mee zonder de consequenties te overzien. Het ratje heeft op korte termijn rattig gezelschap nodig, adequate huisvesting en professionele medische zorg. Kan of wil je hem dit niet bieden, dan heeft meenemen ook geen zin. Het ratje belandt dan van de regen in de drup. Beter is dan om helemaal niet te gaan kijken bij de dieren in de dierenwinkels. Het leed is vaak groot. Als je toch graag een ziek dier wilt proberen te redden, geef dan in ieder geval nooit geld aan de veroorzakers van dit leed. Dierenwinkels zijn vaak wel bereid om kosteloos afstand te doen van zieke dieren. Het scheelt hun weer een hoop gedoe…
‘Maar dit ratje was zielig, want hij zat alleen / zat in een klein, vies hokje / zat op zaagsel / had geen huisje / keek me sneu aan, enz’
Allemaal treurig, maar helaas de bittere realiteit in de meeste dierenwinkels. De omstandigheden zullen niet veranderen, omdat de kostprijs zo laag mogelijk moet blijven voor de winkel. Bovendien, zodra jij de deur uitloopt met je stumpertje, belt de winkel naar de groothandel (broodfokker) voor een nieuwe stumper. Dat is dus dweilen met de kraan open. Zolang er vraag is – zolang de winkels ratten blijven verkopen, om welke reden dan ook – zal er ook aanbod blijven. Gelukkig zijn er steeds meer dierenwinkels die stoppen met de verkoop van levende dieren. Een goede zaak, want de ellende die erachter schuilt, is misselijkmakend.
‘Maar dit ratje verdient toch ook een fijn huisje?’
Natuurlijk. Ieder dier verdient dat. Maar soms is het nodig het grotere geheel te overzien en je focus af te halen van dit ene specifieke ratje. Nogmaals: waar vraag is, is aanbod. Het boeit broodfokkers en dierenwinkels niet wat jouw motieven zijn om een ratje te kopen. Feit is dat zij er geld aan verdienen en dat het dus loont om de fokdieren uit te buiten en duizenden nieuwe dieren onder erbarmelijke omstandigheden op de wereld te zetten. Door een ratje te kopen steun je dus (onbedoeld) deze wantoestanden.
En daarmee is het verhaal weer terug bij de eerste stellingname.